Ik wil vandaag spreken over: Bekeer je, want
genadetijd kan voorbijgaan. Vandaag is het de dag van redding. Nu is het de
tijd van genade, van het welbehagen van de Heere.
Schriftlezing: Mattheüs 3:1-12
1 En in die dagen kwam Johannes de Doper,
predikende in de woestijn van Judea,
2 En zeggende: Bekeert u; want het Koninkrijk
der hemelen is nabij gekomen.
3 Want Deze is het, van Denwelken gesproken
is door Jesaja, den profeet, zeggende: De stem des roependen in de woestijn:
Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht!
4 En dezelve Johannes had zijn kleding van
kemelshaar, en een lederen gordel om zijn lenden; en zijn voedsel was
sprinkhanen en wilde honig.
5 Toen is tot hem uitgegaan Jeruzalem en geheel
Judea, en het gehele land rondom de Jordaan;
6 En werden van hem gedoopt in de Jordaan,
belijdende hun zonden.
7 Hij dan, ziende velen van de Farizeën en
Sadduceën tot zijn doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels! wie heeft
u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn?
8 Brengt dan vruchten voort, der bekering
waardig.
9 En meent niet bij u zelven te zeggen: Wij
hebben Abraham tot een vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen
Abraham kinderen kan verwekken.
10 En ook is alrede de bijl aan den wortel
der bomen gelegd; alle boom dan, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt
uitgehouwen en in het vuur geworpen.
11 Ik doop u wel met water tot bekering; maar
Die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben Hem na
te dragen; Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen.
12 Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn
dorsvloer doorzuiveren, en Zijn tarwe in Zijn schuur samenbrengen, en zal het
kaf met onuitblusselijk vuur verbranden.
Lieve vrienden,
Hier in het begin van het Nieuwe Testament zegt
Johannes de Doper: ‘De bijl ligt al tegen de wortel van de bomen. We denken:
pas in de eindtijd, als de wederkomst dichtbij is, ligt de bijl tegen de wortel
van de bomen. Maar in het begin van het Nieuwe Testament, in het begin van het
tijdperk van genade zegt Johannes: ‘De bijl ligt al tegen de wortel van de
bomen.’ ‘De bomen’ is figuurlijke taal. Het betekent ‘mensen’. Ieder van ons is
een boom en de bijl ligt al tegen de wortel ervan. Dit zegt ons, dat de
boodschap van het evangelie, vanaf het begin, tegelijkertijd een boodschap van
oordeel en genade is. Het is een tweeledige boodschap. Niet alleen een
boodschap van genade en niet alleen een boodschap van oordeel. De boodschap van
het evangelie is een boodschap van genade én oordeel. Waarom is dit zo?
Johannes zegt: ‘Bekeer je, want het koninkrijk van de hemel is nabij gekomen’.
Wat is een koninkrijk? Een koninkrijk heeft een
koning, die regeert. En al zijn onderdanen of het gebied waarover hij regeert
en alle mensen daarbinnen, dat is zijn koninkrijk. Toen Jezus gekomen is – en
Johannes de Doper was Zijn wegbereider – toen heeft Johannes gezegd: ‘Bekeert
u, want het koninkrijk van de hemel is nabij gekomen. Want Jezus is gekomen, de
Koning van dit koninkrijk. En Hij roept mensen tot bekering en er is nog
gelegenheid voor alle mensen om deel te worden van het koninkrijk van de
hemel.’
De Bijbel leert ons dat alle mensen geestelijk dood
worden geboren. Alle mensen op aarde worden búíten het koninkrijk van God
geboren. Niet daarbinnen. En om deel te worden van het koninkrijk van God en om
het eeuwige leven te ontvangen, moet ik in het koninkrijk van God geboren
worden, wéér geboren worden, en ik moet me bekeren.
Twee woorden voor bekering
Wat is bekering? Bekering betekent in dit verband,
met deze achtergrond: onderwerping aan een nieuwe Koning. Als jij je bekeert,
geef je je ten volle over aan een nieuwe Koning. Jij klimt van de troon af en
overhandigt de heerschappij van je leven aan Jezus Christus. Dit is bekering.
De twee belangrijkste Griekse woorden voor bekering in de Bijbel zijn:
“metanoia” en “epistrefo”.
a. Metanoia
Híer wordt het woord metanoia gebruikt. Beide
woorden komen voor in Handelingen 3:19. Hier preekt Petrus, vol van de Heilige
Geest. En hij zegt: ‘Kom dan tot inkeer en bekeert u, zodat er tijden van
verkwikking, van geestelijk leven van het aangezicht van de Heere af kunnen
komen.’ Metanoia betekent letterlijk, als je naar de grondbetekenis van het
woord kijkt: tot je verstand komen, tot nuchterheid komen. “Meta” betekent: bij
elkaar brengen. En “noia”: verstand. Breng je verstand bij elkaar, kom tot
bezinning, kom tot de werkelijkheid. Met andere woorden: iemand die onbekeerd
voortleeft, is van zijn verstand af, hij denkt niet nuchter. Iemand die onbekeerd
doorleeft, terwijl hij weet dat het leven hier voorbij gaat en eindigt. En waar
gaat het eindigen?
Zó iemand (letterlijk, volgens de Bijbel) is zonder
verstand. Op weg naar de eeuwige hel, op weg naar het eeuwige oordeel. Toch
gaat hij voort, onbekeerd. Zó iemand is absoluut niet nuchter. Het verstand van
zo’n persoon is beneveld. En van zó iemand zegt de Heere: ‘Metanoia, kom tot
bekering. Kom tot bezinning. Besef waarheen je op weg bent!’
We lezen in 1 Petrus 1:23: ‘Want wij zijn
wedergeboren, niet uit vergankelijk zaad, maar uit onvergankelijk zaad, het
eeuwige en levende Woord van God dat tot in eeuwigheid blijft.’ En vers 24
zegt: ‘Want het leven van de mens is als gras en de schoonheid van de mens is
als een bloem van het veld. Het gras verdort en de bloem valt af en wordt tot
niets.’ Zó is ons leven. Met andere woorden: we hebben deel aan de
vergankelijkheid. Na de zondeval is de mens stervend geworden. Iedereen van ons
is stervend. We gaan achteruit. En op een bepaald moment sterven we. We leven
niet voor altijd. Misschien denk je: wij zijn niet zo oud als u. We zijn nog
jong, we lijken niet zo stervend zoals u. Ons lichaam is nog jong, onze haren
zijn niet grijs. Maar toch: je bent op weg om oud te worden en opeens ben je
dan oud.
We leven in een vergankelijke wereld. Ons leven op
aarde gaat voorbij. En onze uiterlijke schoonheid wordt tot niet. We worden
ouder. Ons leven op aarde gaat voorbij, vrienden. En als ik ónbekeerd voortleef
in dit vergankelijke leven, dan ben ik zonder verstand. Dan dwaal ik. Ik leef
in een droomwereld. En deze droomwereld gaat voorbij, want we lezen in Mattheüs
7:21 dat in de dag van het oordeel veel mensen tegen de Heere zullen zeggen:
‘Heere, maar ik wil ingaan in de hemel om die en die reden.’ En dan zal de
Heere zeggen (vers 23): ‘Ga weg van Mij, Ik heb u nooit gekend.’ Vers 21 zegt:
‘Niet een iegelijk, die tot Mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het
Koninkrijk van Mijn Vader, maar die daar doet de wil van Mijn Vaders, Die in de
hemelen is.’
Bekering is dus te buigen voor de wil van de nieuwe
Koning, te buigen voor het gezag van de Koning Jezus en Zíjn wil te doen voor
de rest van mijn leven.
Je wil overgeven aan de Heere Jezus betekent niet,
dat jij niet meer van dingen mag genieten die binnen Gods wil zijn. Het
betekent dat jouw wil is onderworpen aan Gods wil. Met andere woorden: als je
iets graag wilt doen en het is Gods wil, dan kan je dat doen. Als je iets graag
wilt doen en het is níét Gods wil, dan laat je het los. Jouw hele leven komt
dan onder de koningsheerschappij van de Heere Jezus.
b. Epistrefo
Het andere Griekse woord voor bekering is:
epistrefo. Dat betekent: omdraaien, helemáál omdraaien. Waar je met je rug naar
God geleefd hebt en naar de wereld toegekeerd, draai je je nu om en je leeft
voor de Heere, je leeft voor Christus. Dat is een wegbreken van de zonde. Dat
houdt in: alles wat tegen de wet van God is uit je leven weggooien en kiezen om
de wet van God te doen, om de wil van God te doen.
Kiezen om rechtvaardig te leven, om recht te leven.
Dan zeg ik altijd tegen jonge mensen: ‘Weet je, de duivel is slim.’ De duivel
is niet naar Eva gegaan en heeft tegen haar gezegd: ‘Eva, heb je al die bomen
gezien waarvan God gezegd heeft dat je ervan kan eten?’ Is dat wat satan zei
tegen Eva? Nee.
Hij zei niet: ‘Kijk toch, Eva, hoe wonderlijk God
is. Hij geeft jullie duizenden bomen om van te eten. Ach, vergeet die ene boom
waar je niet van mag eten, maar kijk naar die duizenden die je wél mag eten.’
Nee, satan komt en hij zegt tegen Eva: ‘Heeft God gezegd dat jullie niet van
díé boom mogen eten?’ Zie je, hij praat negatief over God. En hij focust alle
aandacht op die ene boom waarvan zij niet mogen eten. Dit is wat de duivel
vandaag nog steeds doet als mensen tot bekering willen komen. Dan zegt de
duivel tegen je: ‘Kijk toch naar al die bomen die je los moet laten. Kijk naar
alles wat je gaat verliezen om Christus te volgen.’ Maar weet je, het is een
leven waarin je eigenlijk maar zo wéínig hoeft te laten staan om Jezus te
volgen. Van de meeste bomen kan je immers nog eten!
Als ik een kind van God ben, kan ik van het leven
genieten, zo leert de Bijbel ons. Het leven is gemaakt dat we kunnen genieten.
Ik kan parachutespringen, ik kan een sport beoefenen, ik kan van de natuur
genieten, ik kan van mijn kinderen genieten en van mijn vrouw. Dat zijn zoveel
wonderlijke dingen die de Heere ons heeft gegeven op aarde, binnen Gods wil,
waarvan we kunnen genieten.
Sommige dingen hoeven we niet voor altijd los te
laten, maar we moeten ermee wachten. Concreet: ik maak de keuze als ik Christus
volg om niet nu zomaar met iemand naar bed te gaan voordat ik getrouwd ben. Ik
wacht tot het de tijd van de Heere is en dan geeft de Heere mij een vrouw. De
meeste van die dingen zal de Heere ons geven op Zijn tijd. We moeten wachten.
Je ziet dat het vlees altijd haastig is. De oude, zondige natuur wil het
grijpen. Jullie weten dat de naam Jakob “bedrieger” betekent. Maar eigenlijk in
Oud-Hebreeuws betekent het “grijper”. Jakob kon niet wachten tot God hem de
zegen gaf. Hij wilde het grijpen. Maar Jakobs naam is veranderd in Israël, toen
hij door gebéd de zegen van de Heere verkregen had en niet op de manier waarop
hij het eerder probeerde.
De noodzaak van wedergeboorte èn bekering
Het is wonderlijk dat bekering een mens verandert. Hoe
komt dat? Wanneer een mens werkelijk tot bekering komt, dan vindt tegelijk de
wedergeboorte plaats: de Heilige Geest komt wonen in jouw geest. We lezen in
Ezechiël 36:25-27, dat er twee dingen gebeuren met jou op de dag van je
bekering: de Heilige Geest komt in je wonen en de Heilige Geest maakt jouw
geest, die dood was, levend. Dat is de grootste gebeurtenis die met elk mens op
aarde kan gebeuren: de wedergeboorte. Daarom lezen we in 1 Petrus 1:3-4:
‘Geloofd zij onze God en Vader, Die ons wedergeboren heeft tot een levende
hoop, door de opstanding van Jezus Christus. En daardoor hebben we deel
gekregen aan een onvergankelijke, onbesmette en onverwelkelijke erfenis: het
eeuwige leven.’
Je ziet: wedergeboorte en ware bekering kunnen ons
verlossen van de vergankelijkheid. Want op het ogenblik dat ik wedergeboren
word en tot bekering kom, ontvang ik het eeuwige leven. Dan word ik verlost van
de vergankelijkheid. En als mijn lichaam sterft, ga ik over naar het eeuwige
leven. En in de dag van de wederkomst zal mijn lichaam worden opgewekt en
verenigd worden met mijn geest. Dus ik krijg deel aan de eeuwigheid naar geest,
ziel en lichaam.
In de tijd van de Bijbel was het zo, dat als een
koning gestreden had en bijvoorbeeld een stad had veroverd, dan bond hij de
overwonnen koning op zijn wagen vast, reed met zijn gevangenen door de
veroverde stad en stuurde boodschappers uit. De boodschappers liepen dan snel
door de stegen en straten van de stad en riepen dan uit: ‘Evangelie, evangelie,
evangelie (blijde tijding, goed nieuws!). Ónze koning heeft overwonnen!
Metanoia, bekeer je! Onderwerp je aan deze nieuwe koning of sterf.’
Zo is dat ook vandaag: de Heere Jezus heeft reeds
overwonnen. En Hij stuurt Zijn boodschappers door de wereld om mensen op te
roepen tot bekering. Zij zeggen: ‘Onderwerp je aan de nieuwe Koning of je zal
sterven, verloren gaan.’
Verloren gaan is afschuwelijk
Vrienden, het is verschrikkelijk om verloren te
gaan. Zonder de Heere te sterven. Want dan gaat je geest in de eeuwige dood. We
lezen in Lukas 16 over de rijke man die gestorven is. En er staat dan dat hij
zijn ogen opende in de hel. En hij vroeg aan Abraham: ‘Abraham, stuur Lazarus
om de punt van mijn tong aan te raken met water, want ik heb dorst. Ik lijd
smarten in deze vlam. En stuur toch iemand naar mijn vijf broers op aarde dat
zij gewaarschuwd worden, opdat zij niet in deze plaats van pijniging en smart
zullen komen’ (vers 23-28). Ik zeg altijd: ‘Dat was een evangelisatieverzoek
uit de hel.’ Uit de hel verzoekt deze man Abraham om toch iemand te sturen naar
zijn vijf broers op aarde om hen te waarschuwen, opdat ook zij niet in de hel
zouden belanden. Ja, de hel is werkelijkheid.
Een vriend van mij is tot bekering gekomen. Hij was
een goddeloos mens. Hij dronk erg veel en hij deed veel verkeerde dingen en gaf
zijn vrouw geen aandacht. Toen kreeg hij een hartaanval en hij belandde in het
ziekenhuis en hij stierf. Maar de dokter was er snel bij, gaf hartmassage en
hij kwam weer bij. Toen kwam hij tot bekering. Hij getuigde dat, toen hij stierf,
zijn geest zijn lichaam had verlaten en dat hij de duisternis van de hel
inging. En hij riep uit: ‘O God, geef me nog één kans!’ En plotseling viel er
een licht op hem en de Heere zei tegen hem: ‘Ik zal je nog één kans geven.’ De
dokters kregen hem weer bij en hij is onmiddellijk daarna tot bekering gekomen.
De meeste mensen krijgen niet zo’n kans. Het is een ernstige zaak: als jij
overgestapt ben naar het andere leven, dan is je genadetijd voorbij!
Ik heb één keer gepreekt in West-Transfaal en na die
dienst kwam er een arts naar me toe. Ze is een kind van de Heere en ze zei: ‘Ik
wil je iets vertellen wat er afgelopen week in mijn spreekkamer is gebeurd.’
Iemand was allergisch voor een bijensteek. Hij was gestoken, kwam bij die
dokter, sloeg tegen de grond en stierf. Zij heeft hem een spuit gegeven en
kreeg hem snel bij. Toen zij hem de volgende dag opzocht in het ziekenhuis zei
hij: ‘Weet je wat er met mij gebeurd is? Ik stierf!’ Toen zei zij: ‘Ja, dat
weet ik, ik was de dokter die je bij kreeg.’ ‘Ja, maar weet je wat er met mij
gebeurde: mijn geest heeft mijn lichaam verlaten en ik kwam bij de poorten van
de hemel. Maar een stem zei tegen me: ‘Jij kan hier niet naar binnengaan.’ Toen
ik bijkwam, was mijn geest weer terug in mijn lichaam en ik nu lig ik in het
ziekenhuis.’
De dokter zei hem: ‘Besef je dat God jou een tweede
kans heeft gegeven?’
Getuigenis over zijn moeder
Vrienden, mijn moeder was een erg toegewijd kind van
God. Een vrouw van gebed. Ze heeft de laatste jaren van haar leven in ons huis
gewoond. Ze was ruim 80 jaar oud en ze ging in de buurt van de Kalahari mijn
broers en zussen bezoeken. We kregen de tijding dat ze een hartaanval had
gekregen en dat ze op sterven lag. En als we haar nog wilden groeten, moesten
we haast maken. Van Pretoria naar Upington (vlakbij de Kalahari) is 800 km. Dat
is nog tamelijk dichtbij voor ons. We hebben die 800 km. gereden en ik kom bij
haar bed. Ik bad de Heere toen ze op sterven lag: ‘Heere, wilt U haar sparen,
zodat we haar nog kunnen groeten?’ En ze is zó hersteld van de hartoperatie dat
ze uit coma is gekomen en ik met haar kon praten. En ik greep haar hand toen ik
kwam en zat bij haar bed. Ze keek me aan en zei: ‘M’n kind, ik was bij de Heere
Jezus. Mijn geest had mijn lichaam verlaten en kwam bij de Heere Jezus, Hij
stond ongeveer 20 stappen bij me vandaan. En Hij keek naar me en zei: ‘Het is
je tijd nog niet, je moet eerst weer terug naar de aarde.’ M’n kind, ik was zó
teleurgesteld. Het was zó wonderlijk daar bij Jezus. Ik wóú niet terugkomen.’
Ik heb ’t haar niet gezegd, maar misschien was ik de
oorzaak, want ik bad of zij terug mocht komen om ons te groeten. Een maand
daarna, één maand, kreeg ze weer een hartaanval. En de Heere kwam haar halen.
Maar voor mij was het zó kostbaar.
Ik heb mijn moeder gekend. Ze was niet in de war of
emotioneel uit haar evenwicht. Nee, ze was volkomen nuchter. Ze heeft mij
gezegd: ‘Ik heb de Heere Jezus gezien. De Heere Jezus is daar en het is
wonderlijk om bij Hem te zijn.’
Wij moeten reageren op Gods uitnodiging
De Bijbel leert ons in Mattheüs 7:13 dat er twee
wegen en twee eindbestemmingen zijn. En ik moet kiezen. God werkt de
wedergeboorte in ons door Zijn woord, maar wij moeten tot bekering komen. Wij
moeten reageren op Gods roepstem. Wij moeten antwoorden op Zijn uitnodiging.
Jezus verduidelijkt dit voor ons in Johannes 6:37,
waar Hij zegt: ‘Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij
komt, zal Ik geenszins uitwerpen.’ In het Grieks staat hier voor ‘geenszins’
een sterke uitdrukking. In het Afrikaans zeggen we: ‘nooit-maar-nooit’: ‘Ik zal
je nooit-maar-nooit uitwerpen als je komt.’
De Vader geeft ons aan Jezus. Als de Vader je geeft,
moet je komen. Je moet reageren. En als je dus één van deze twee waarheden
weglaat, raakt het evangelie uit balans. Dan verkondigen we een halve waarheid.
Je krijgt dan hypercalvinisme dat zegt: ‘God moet je redden en in je werken,
maar jij moet niet reageren, want dan ben jij het die iets doet.’ Of je krijgt
de andere kant: ‘Jij moet reageren en dan zal God reageren.’ Nee! Lees maar
vers 44: ‘Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader hem trekke; en Ik zal
hem opwekken ten uitersten dage.’ Wanneer het evangelie gepreekt wordt, wanneer
een mens een goed boek leest, naar geestelijke liederen luistert of wat dan ook,
dan komt God door Zijn woord en Geest en
Hij roept ons tot bekering. Maar Hij wil ook in ons de wedergeboorte werken,
het nieuwe leven. En als Hij dat in ons werkt en ons het geloof geeft om Hem
aan te nemen en naar Jezus te komen, dan moeten we komen, reageren. We lezen in
Johannes 5:25 dat Jezus zegt: ‘De ure komt, en is nu, wanneer de doden (dat
zijn geestelijke doden) zullen horen de stem van de Zoon van God, en die ze
gehoord hebben, zullen leven.’
Het gaat net als bij Lazarus. Lazarus kon niet uit
zichzelf uit de dood opstaan. De Heere Jezus en Zijn woorden hebben
scheppingskracht, want Hij is God en Hij zei: ‘Lazarus, kom uit!’ Hij schept
het leven in Lazarus, maar Lazarus heeft ook gereageerd. Lazarus is opgestaan
en is naar buiten gekomen.
Misschien heeft de Heere al lang in u gewerkt. Wij
zeggen altijd dat Paulus plotseling tot bekering gekomen is (Handelingen 9),
maar toch zei de Heere: ‘Het is u hard tegen de prikkels te schoppen.’ Met
andere woorden: de Heere heeft al een hele tijd met Paulus gewerkt, maar Paulus
heeft het werk van de Geest weerstaan. Tot op het moment waarop hij zich
overgeeft, waarop hij tot bekering komt. Het is interessant dat we lezen dat
Paulus bij zijn bekering twee vragen stelt: ‘Wie bent U, Heere?’ Nu moet je
goed onthouden dat Paulus een theoloog was. Hij had op zijn minst zijn
doctorsgraad in de theologie behaald in zijn tijd. Hij kende het Oude Testament
en de profeten. Hij moet iets begrepen hebben van de komende Messias en van
geloof in God. En hij dacht: ‘Ik ken de Heere.’ En toch, toen Jezus aan hem
verscheen, zei Paulus: ‘Wie bent U, Heere?’ Het is mogelijk dat je opgegroeid
bent in een christelijke kerk, dat je zelfs een theoloog kunt zijn en God niet
kent.
Ook keurige mensen moeten zich waarachtig bekeren
Eén van onze grootste predikers, hij is al oud, als
het ware de Whitefield van Zuid-Afrika, mijn geestelijke vader, dr. Willie
Marais had zes jaar theologie gestudeerd, voordat hij tot bekering kwam. Hij
zei: ‘Ik ben zo’n goed mens, ik ben geen zondaar. Ik heb ’t niet nodig om tot
bekering te komen. Ik studeer theologie, ik leef een heel goed leven.’ Hij kwam
in het zesde jaar van zijn studie tot bekering, het een na laatste jaar van
zijn studie. En zijn bekering heeft een geweldig effect gehad. Hij gaf zijn
getuigenis en er ontstond een geestelijke herleving waaruit veel gemeenten
ontstaan zijn.
Paulus vraagt: ‘Wie bent U, Heere?’ En Jezus zegt:
‘Ik ben Jezus.’ Dat is de manier zoals mensen zich gewoonlijk aan elkaar
voorstellen: ‘Ik ben Arjan.’ ‘Ik ben Etienne, aangenaam kennis te maken.’ ‘Wie
bent U, Heere?’ ‘Ik ben Jezus.’
Dan komt de tweede vraag en dít is het kenmerk van
een ware bekering: ‘Heere, Kurios, Baas, Despoot, wat wilt U dat ik doen zal?’
Dát is bekering. Eerst heeft Paulus voor de Heere gewerkt, geijverd. Hij doodde
de christenen en hij dacht: ‘Ik dien God.’ Nu zei Paulus: ‘Heere, wat wilt Ú
dat ik doen zal?’ Dat is bekering, vrienden. Je wordt verlost van je eigen
leven, je eigen weg die je wilt gaan en je vraagt: ‘Wat is Gods wil voor mijn leven?’
En waar je deel krijgt aan het eeuwige leven en je verlost wordt van de
vergankelijkheid.
Bekering is: komen naar Jezus. Jezus zei: ‘Dat moet
aan jou geopenbaard worden.’ Wat is nu deze openbaring? Dat alles wat jij en ik
geestelijk nodig hebben, te vinden is in Jezus.
En daarom zei Jezus: ‘Kom naar Mij toe. Ieder die
vermoeid en belast is.’ Bekering is: komen naar Jezus. Ik ben zo blij dat het
woordje ‘kom’ in de Bijbel staat voor zondaars. Wat denk je: hoe zouden we ons
als zondaar gevoeld hebben, als de Heere ons niet zo uitgenodigd had met het
woordje ‘kom’?
De hypercalvinisten zeggen: ‘Nee, je moet niet
komen, je moet niets doen. God zal je redden.’ Jij kan niet komen, dat is waar.
Daarover zijn we het eens. Ik ben calvinistisch. Wij zeggen: ‘God moet voor
100% in jou werken om te willen’ (Filippenzen 2:12-13). Maar als Hij gewerkt
heeft in jou om te willen, dan moet je willen. Dan moet jij je wil gebruiken en
naar Jezus komen. Je moet reageren. Je moet de Naam van de Heere aanroepen. Je
moet zeggen: ‘Ja, Heere, hier ben ik. Ik bekeer me, ik om naar U.’ Jezus zei
tegen zondaars: ‘Kom!’ Is dat niet wonderlijk? Wat is ‘kom’? ‘Kom’ betekent
niet: blijf zitten en wacht. Het geeft een beweging aan.
Geloven in Jezus
In Johannes 3:16 gaat het over het geloof in
de Heere Jezus. Het Griekse woord betekent letterlijk: je gelooft van buitenaf
naar binnen. In het Nederlands en Afrikaans is het niet goed uit te drukken.
Maar in het Engels zeggen ze: to believe into Jesus. Binnenin de Heere
in geloven. Dat betekent dat jij vanuit je verloren positie opstaat en je
geestelijk naar de Heere toe beweegt en bij Hem komt. Dat is dus als die
verloren zoon die daar bij de varkensbakken zat en van hun voedsel at. Hij zei:
‘Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan.’ En zijn vader heeft hem verwacht en
hem verwelkomd. De Heere Jezus zegt: ‘Kom.’ Al wat de Vader Mij geeft, zal tot
Mij komen. Zál komen. Jij zal komen en moet komen als je ondervindt dat de
Geest van God al langere tijd tot je spreekt. Als je ondervindt dat de Heere al
veel dingen in je leven gegeven heeft om je aan te spreken en je bent overtuigd
in je hart: ‘Ik ben verloren, ik heb Jezus nodig en ik moet me bekeren’, dan
betekent dat dat de Heilige Geest reeds in je hart gewerkt heeft. En dan moet
je naar de Heere Jezus komen. We lezen in Romeinen 10:8: ‘Nabij u is het Woord,
in uw mond en in uw hart.’ Met andere woorden: je bent opgegroeid met de
Bijbel, met de kinderbijbel, misschien ben je gedoopt en aangenomen bij je
kerk. ‘Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart.’ En dan vers 9 en 10:
‘Indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven,
dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden. Want met het
hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter
zaligheid.’ Dus er moet een ogenblik in mijn leven komen dat ik gelovig de
Heere Jezus aanneem en met mijn mond belijd: ‘Ik neem Hem aan, ik eigen Hem mij
toe. En dat wat Hij aan het kruis voor mij gedaan heeft, aanvaard ik als voor
mij gedaan.’
Je hebt wel gehoord van Hudson Taylor. Hudson
Taylor was één van de grootste en bekendste zendelingen ooit. En weet je hoe
hij tot het ware geloof in de Heere Jezus is gekomen? Zijn vader was predikant.
Op een zondagmiddag verveelde hij zich, zijn moeder was niet thuis, maar zij
kreeg het op haar hart om voor zijn bekering te bidden. Ze heeft ongeveer drie
uur voor hem gebeden.
Terwijl ze voor hem bidt, stapt hij de
studeerkamer van zijn vader binnen en hij vindt een klein traktaatje. Weet u
wat het thema van dit traktaatje was? ‘Het is volbracht.’ Hij leest het. En hij
leest: ‘Jezus is voor mij gestorven. Jezus heeft voor al mijn zonden betaald.’
Zijn geestelijke ogen gaan open en hij gelooft het en hij aanvaardt het: ‘Ja,
het is ook voor mij! Ik heb vergeving ontvangen. Heere, hier zijn mijn zonden,
vergeef mij mijn zonden.’
We lezen een wonderlijk woord in Hebreeën
10:18: ‘Waar nu vergeving derzelve is, daar is geen offerande meer voor de
zonde.’ Als het voor je duidelijk wordt dat Jezus aan het kruis ten volle voor
al je zonden betaald heeft en je neemt het aan, dan word je gerechtvaardigd. Je
wordt vrijgesproken. En je hoeft niets meer te doen of nog iets bij te betalen,
want aan het kruis heeft Jezus uitgeroepen: ‘Het is volbracht; I paid the price.’
We kunnen gered worden. En dit is wat de bijbel zegt: er komt een dag van
redding. Er is een tijd van genade. Maar genadetijd kan ook voorbij gaan. God
geeft de mens gelegenheid om zich te bekeren en nu is het zo dat zulke tijden
voorbij gaan, dat je te lang kan wachten.
Jij moet reageren, jij moet komen, zodra je
het woord van de Heere hoort. Als je Zijn stem hoort, moet je je deur openen.
Het is God Die het in ons werkt, maar wij moeten reageren.
Paulus schrijft in 2 Korinthe 6:1: ‘Wij
vermanen u dat gij de genade Gods niet tevergeefs moogt ontvangen hebben.’ En
in vers 2: ‘Vandaag is het de dag van redding, nu is het de tijd van welbehagen
(SV: ‘Nu is het de welaangename tijd, nu is het de dag der zaligheid!’).
Dr. Willie Marais zegt: ‘Gods tijd is altijd
nú.’ Je kan nú tot bekering komen, waarom zou je wachten? ‘Ik moet eerst nog
lijden en drie nachten huilen over mijn zonde.’ Jouw berouw of jouw huilen over
je zonden kan je niet redden. ‘Niet je tranen, niet je berouw, maar Zijn blóéd
werk verzoening voor jou.’
Dus bekering is juist: te stoppen met te
vertrouwen op iets wat je zelf doet, maar vertrouwen op dat wat Jezus aan het
kruis voor jou gedaan heeft.
Toen Hudson Taylor dit las: ‘Het is
volbracht’, toen kreeg hij vrede in zijn hart. Jezus zei: ‘Kom tot Mij allen
die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’ Je komt tot rust van je
eigen pogingen en werken waarmee jij probeert in de hemel te komen. Je rust in
dat wat Christus reeds gedaan heeft aan het kruis.
O, mag dat met iemand hier gebeuren. Mag het
voor iemand hier, voor jóú de tijd van genade zijn, vandaag. De grootste dag in
je leven, de dag van zaligheid. De dag waarop God je geestelijke ogen openmaakt
om jezelf aan de Heere Jezus over te geven, om te buigen onder Zijn koningschap
en om te kiezen om Zijn wil te doen voor de rest van je leven.
God werkt met iedereen verschillend
Ik vind het altijd zo interessant om te zien
welk pad de Heere liep met Thomas, Johannes, Petrus, Paulus, Timotheüs. Maar er
moet een tijd komen dat ik overga van de dood in het leven, van de duisternis
naar Zijn wonderbaar licht. En Jezus belooft (je kan die tekst gerust telkens
weer opnieuw lezen) onder andere in
Johannes 6:37: ‘Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Komt tot
Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven. Als iemand
komt, zal Ik hem nooit uitwerpen.’ De Heere zegt: ‘Kom’.
Misschien is er iemand die als kind tot
bekering is gekomen. En misschien heb je de Heere gediend op de lagere school,
maar ben je op de hogere school teruggevallen. Of misschien ben je na je
schooltijd ver van de Heere weg gedwaald. Dan kan je terugkomen. Dan is het
vandaag de tijd van genade. Dan roept de Heere Jezus je en Hij zegt: ‘Kom’.
‘Ik voel me te slecht om te komen.’ Nee,
Jezus zegt: ‘Kom’. Hij wacht op je. De Vader wacht op je, net zoals Hij op de
verloren zoon wachtte.
Weet je, onze dochter Cornia is onze enige dochter en ik
houd veel van haar. Ze kwam tot bekering toen ze vijf jaar oud was. Toen heb ik
een zendingsdienst gehouden over die tekst dat bekering en vergeving van zonden
verkondigd moeten worden beginnend van Jeruzalem tot de rest van de wereld
(Lukas 24:47).
Na die dienst kwam ze en ze zei: ‘Papa, ik heb in de
dienst mijn hart aan Jezus gegeven.’ Een poosje daarna praatte ze met haar
broertje van twee en ze leidde hem naar Jezus. Twee jaar oud. Jezus zei: ‘Dank
U, Vader, dat U dit voor de wijze en verstandige mensen verborgen hebt, maar
hebt het aan de kinderen geopenbaard.’ En ze ging voor de Heere leven. Maar op
latere leeftijd viel ze de Heere af. En na haar schooltijd heeft ze veel van
mijn grijze haren veroorzaakt. Maar we hebben voor haar gebeden. En vorig jaar
maart (2004) kregen we een sms-je: ‘Papa en mama, ik ben teruggekomen naar
Jezus.’ Ze zei: ‘Ik heb drie dagen gebeden en ik kon niet dichtbij de Heere
komen. Ik was zó ver van God af! Maar ik ben niet gestopt, ik heb gebeden en
ben naar Jezus gegaan, net zolang tótdat ik weer vrede had gevonden. Mijn
zonden zijn vergeven.’ Het is voor ons zo heerlijk om te zien hoe zij nu weer
met de Heere leeft.
Getuigenis over zijn zoon Janu
Onze oudste zoon, zijn naam was Janu, was ook
vijf jaar oud. Toen ik in mijn eerste gemeente in Namibië was, kwam hij tot
bekering. En hij ging ook voor de Heere leven. Ik vergeet één dag nooit: hij
was nog klein en ging naar de lagere school. En hij kwam thuis en zei: ‘Pa, je
moet komen preken voor de kinderen van de lagere school.’ Toen verhuisden wij
vanuit Namibië naar Pretoria en hij zat in klas vijf en hij was daar nog niet
lang, toen hij zei: ‘
Pa, je moet komen preken.’ Zo was hij. En hij
kwam openlijk voor de Heere Jezus uit. Maar op de hogere school kreeg hij
verkeerde vrienden. We waren erg bezorgd over hem en baden voor hem. Op een dag
kwam hij naar me toe en hij zei: ‘Papa, ik wil de Heere niet meer dienen.’ We
hadden niet beseft dat hij zich met drugs en drugshandel bezighield in
Pretoria. Hij zwichtte voor de verleiding van snel veel geld verdienen. En op
die dag zei hij: ‘Pa, ik wil de Heere niet meer dienen’.
We hadden zo’n mooie relatie met elkaar. Ik
zei: Janu, ik zal voor altijd je vader blijven, ik zal je altijd liefhebben en
ik zal voor je bidden.’ En toen hij de deur uitstapte, stond ik bij mijn bed en
door mijn tranen heen, terwijl ik voor hem bad, las ik in de Bijbel (we hadden
de Bijbel opengelegd op het bed) uit Jesaja 59:21: ‘Mijn Geest, Die op u is, en
Mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, die zullen van uw mond niet wijken,
noch van den mond van uw zaad, noch van den mond van het zaad uws zaads, zegt
de HEERE, van nu aan tot in eeuwigheid toe.’ En ik zei: ‘Heere, ik zal elke dag
voor hem bidden.’ En ik heb elke dag voor hem gebeden. En op een zeker moment
moest ik weer naar Namibië om daar een aantal diensten te houden in een klein
dorpje met de naam Omaruru. En die dinsdagochtend kregen we telefoon vanuit
Pretoria dat Janu doodgeschoten was in Johannesburg. Toen we terugreden naar
huis, zei ik tegen de Heere: ‘Heere, voor de eerste keer in mijn leven bent U
ontrouw. Want U had beloofd dat U hem terug zou brengen, maar U hebt ’t niet
gedaan.’ Ik was in mijn hart er zo vast van overtuigd dat hij het weer in orde
zou maken met de Heere. En toen hoorden we dat hij dood was. Vrienden, er is
niets zo wreed en zo hard dan een kind te verliezen. Maar die dag, toen we bij
zijn lijk stonden, lag hij daar. Hij had prachtige witte haren gehad, hij was
erg intelligent, hij was al jaren de eerste in de toptien van zijn school. Maar
ik zag: hij is hier niet. Dit is alleen zijn lichaam. En we reden terug naar
huis en ik zei tegen de Heere: ‘Heere, U had gezegd dat U hem terug zou brengen
naar U toe.’
Kort voor zijn dood had de Heere mij Jesaja
49:24-25 gegeven, waar staat dat wat vastgebonden is door de duivel door God
zal losgemaakt worden. En een motorrijder reed mij voorbij en op de motor zat
een sticker geplakt en daar stond op: ‘God said it, I believe it and that
settles it: God zei het, ik geloofde het, dát maakt de zaak uit.’ En ik kreeg
vrede in mijn hart en ik zei tegen mijn vrouw: ‘De Heere heeft Janu gered. Hij
heeft hem teruggebracht naar God. Hij is als brandhout uit het vuur gerukt (1
Korinthe 3).’
We kwamen thuis en een bevriende predikant
belde mij op en hij zei: ‘De Heere heeft Janu gered, zoals brandhout uit het
vuur. God heeft me dat gezegd.’ En even daarna praatte Philip, de vriend van
Janu met Trudy en hij zei: ‘Tante, tien dagen geleden hebben Janu en ik samen
gebeden.
We hebben met elkaar gesproken over het feit
dat wij allebei als jonge kinderen tot bekering gekomen waren, maar
teruggevallen waren. En ik vroeg: ‘Maar hoe kunnen we weer bij God terecht
komen? Hoe kan onze verhouding met de Heere weer hersteld worden? Want we zijn
teruggevallen kinderen van God.’ En Janu heeft mij uitgelegd wat zijn vader
altijd aan de mensen uitlegde. En toen hebben we samen gebeden. En Janu lag te
schokken van het huilen, toen hij zijn zonden beleed en terugkwam bij de Heere
Jezus.’ Dit was dus tien dagen voor zijn dood. De volgende dag was de
begrafenis en onze harten waren zó getroost.
Een woord van waarschuwing
Vrienden, op de dag van je dood is er maar
één vraag die belangrijk is: ‘Hoe is het tussen jou en de Heere? Heb jij de
verlossing en vergeving van Jezus Christus aanvaard? En heb je je gebogen onder
Zijn koningsheerschappij?’
Dat is zo wonderlijk. We hadden weer contact
met Philip en we vroegen hem: ‘Op welke dag is dit gebeurd?’ Hij zei: ‘Het was
op 17 maart.’ Het was de dag van mijn verjaardag, dat mijn zoon weer
terugkeerde naar de Heere. Daarom is er die ernst in mijn hart als ik vanmorgen
tegen je zeg: ‘Bekeer je, kom terug naar de Heere. Want je weet niet of je
morgen sterft. Je weet niet wat er met jou gaat gebeuren. We hebben onze levens
niet in onze hand. En genadetijd kan voorbijgaan.’
We lezen in Hebreeën 10: 26-29 dat als wij
aanhoudend het bloed van Jezus Christus onder onze voeten vertrappen en de
Geest van God minachten, dat het dan vreselijk zal zijn om te vallen in de
handen van de levende God. God is een God van genade. De bijl ligt al tegen de
wortel van de boom, maar Hij kapt de boom nog niet om. Maar Hij zegt: ‘Als je
Mijn genade verwerpt, zal je oordeel groter zijn.’ We lezen in Mattheüs 11
vanaf vers 21: ‘Wee u, Chorazin! wee u Bethsaïda! want zo in Tyrus en Sidon de
krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds in zak
en as bekeerd hebben. En wee u, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd
(Jezus verbleef in Kapernaum), gij zult tot de hel toe nedergestoten worden.
Want jullie hebben je niet bekeerd.’
Wat Jezus in deze teksten zegt is dat hoe
meer genade er naar je toekomt, hoe meer gelegenheden er zijn in je leven waar
het Woord tot je spreekt. Waar de Heilige Geest met je werkt, waar het bloed
van Jezus wordt aangeboden en je houdt het bloed van Jezus onder je voeten in
plaats van dat je het smeert aan de deurposten van je hart. Of dat je de
Heilige Geest toelaat dat Hij het smeert aan de deurposten van je hart. Zo zal
je oordeel groter zijn. Hoe groter de genade, hoe groter het oordeel als je
sterft.
We lezen in Romeinen 2:4-5: ‘Besef je niet
dat de goedheid van God je tot bekering wil leiden? Maar overeenkomstig je
harde en verharde hart, word jij vergadert als een schat voor de oordeelsdag.’
Elk ogenblik dat ik onbekeerd mijn hart verhard, maak ik de toorn van God en
straf alleen maar meer voor de oordeelsdag. De Bijbel zegt dat de bijl al tegen
de wortel van de boom ligt. God bepaalt wanneer die boom wordt omgekapt.
Vandaag is het de dag van redding.
We lezen in Hebreeën 3:15: ‘Indien gij
vandaag Zijn stem hoort, zo verhard uw harten niet.’ Maak de keuze om tot
nuchterheid te komen, om je verstand te gebruiken, maar ook je hart. Om met je
hele wezen naar Jezus toe te komen. Om tot totale overgave te komen van je hele
hart, je hele denken, alles. En Hij grijpt je. Dat is het begin van een nieuw
leven. Een wonderlijk nieuw leven.
Amen.