Dus waarom ervaren Christenen dan toch steeds schuldgevoel?
- We omarmen niet ten volle het goede nieuws van het Evangelie. We vergeten dat we met Christus levend gemaakt zijn. We zijn behouden door het geloof, het is een geschenk van God, niet het resultaat van onze werken (Ef. 2:4-8). We kunnen zo bang zijn om wetteloosheid te propageren -dat een legitiem gevaar is- dat we bang zijn om te gul te spreken over Gods genade.
- Christenen neigen ernaar anderen meer te motiveren door schuld dan door genade. In plaats dat we onze mede gelovigen aanmoedigen om te worden wie ze in Christus zijn gebieden we ze om meer te doen voor Christus (zie Romeinen 6:5-14 voor de juiste motivatie). We zien dus Christus-gelijkvormigheid als iets dat we gigantisch om zeep helpen in plaats van iets dat we reeds bezitten maar in moeten groeien.
- Het grootste deel van ons schuldgevoel valt in de categorie "niet genoeg doen". Kijk nog eens naar de genoemde lijst in deel 1. Het zijn allemaal terreinen waarop we meer zouden willen doen. Het zijn de moeilijkste gebieden omdat geen enkele Christen zal zeggen dat hij genoeg bidt. Het is dus altijd gemakkelijk om je rot te voelen over je gebedsleven (of evangelisatie of welke geestelijke discipline dan ook). We moeten voorzichtig zijn dat we niet staan op een bepaalde norm waar de Bijbel alleen een algemeen principe geeft. Laat me nog een voorbeeld geven. Elke Christen moet vrijgevig geven en voorzien in de noden van de heiligen (2 Cor. 9:6-11; Rom. 12:13). Dit is iets wat absoluut zeker is. Maar hoe deze vrijgevigheid eruit ziet in de praktijk -wat we geven en wat we voor onszelf houden- is niet gebonden aan een formule noch kan het door anderen bepaald worden (2 Cor. 9:7). Dus als we mensen meer vrijgevig willen laten zijn is het beter om het voorbeeld van Paulus in 2 Corinthiers te noemen en de zegeningen van vrijgevigheid te benadrukken. De motivatie om te geven ligt in het Evangelie.
- Wanneer we waarlijk schuldig zijn aan zonde is het van groot belang dat we ons bekeren en Gods genade ontvangen. Paulus had een rein geweten, niet omdat hij nooit zondigde maar, denk ik, omdat hij er snel mee naar de Heer ging en dan rustte in het "geen veroordeling" van het Evangelie (Rom. 8:1). Als we onze zonden belijden is God trouw en rechtvaardig om ons te vergeven en ons te reinigen van al onze ongerechtigheid (1 Joh. 1:9). Het is niet de bedoeling dat we ons altijd op het randje van ellendig voelen. Het is de bedoeling dat we in de vreugde van ons behoud leven. Dus wanneer we zondigen - en dat doen we allemaal (1 Kon. 8:46; 1 Joh. 1:8) - dan belijden we het, worden we gereinigd en gaan we verder.
Dit onderstreept een groot gevaar met het constante gevoel van schuld: we leren ons geweten te sussen. Als we echt zondigen moeten we ons bekeren en de Here vragen ons te veranderen. Maar als we niet zondigen, als we misschien nog niet zo volwassen zijn als we kunnen zijn, niet zo gedisciplineerd als andere gelovigen of als we andere keuzen maken die acceptabel zijn maar niet buitengewoon, dan hoeven we ons daar niet schuldig over te voelen. Uitgedaagd en aangesproken misschien, maar niet schuldig.
Kevin DeYoung